Isaac Newton
Leeftijd 45 - Publiceerde de Philosophiae Naturalis Principia Mathematica (Wiskundige beginselen van de natuurfilosofie), met daarin Newtons drie bewegingswetten.
Charles Darwin
27 jaar oud - begon een revolutionaire theorie te ontwikkelen over de oorsprong van levende wezens.
50 jaar - Publicatie van het boek "On the Origin of Species by Means of Natural Selection".
Albert Einstein
Leeftijd 36-37 - Introduceerde de algemene relativiteitstheorie, beschouwd als de meest opmerkelijke wetenschappelijke bijdrage van de 20e eeuw.
Leeftijd 41 - Won de Nobelprijs
Stephen Hawking
Leeftijd 32 - Toonde aan dat zwarte gaten niet de informatievacuüms zijn die wetenschappers dachten dat ze waren (Hawking-straling).
Voel je de druk van je grote doorbraak in de wetenschap al?
Alle vier de persoonlijkheden behoren tot de meest briljante mensen aller tijden. Men zou dus kunnen denken dat hun intellect de oorzaak is van hun verbazingwekkende bevindingen op jonge leeftijd. Maar hoe geruststellend het ook klinkt, het is misschien niet waar.
Eigenlijk heeft jong zijn meer te maken met goede ideeën dan met geniaal zijn.
Jong zijn betekent meer openstaan voor nieuwe ideeën; het betekent om innovatief en gedurfd te zijn. Jonge wetenschappers zijn meer geneigd nieuwe theorieën of technieken tot zich te nemen, terwijl meer ervaren wetenschappers wellicht andere zorgen hebben.Als dat zo is, heeft de natuur slecht nieuws (of goed nieuws, afhankelijk van het standpunt): Jonge wetenschappers lopen voorop met frisse ideeën.
In 2015, M. Packalen en J. Bhattacharya een artikel gepubliceerd over het verband tussen leeftijd en innovatievermogen.
Om gegevens te verzamelen, gebruikten de auteurs MEDLINE (de belangrijkste index van biomedisch onderzoek) en kregen toegang tot meer dan 21 miljoen publicaties sinds 1946.
Eerst rangschikten de auteurs alle titels en samenvattingen aan de hand van de populairste concepten. Ten tweede analyseerden zij de eerdere toepassers van deze concepten.
Op die manier kon worden nagegaan welke wetenschappers meer bereid waren nieuwe ideeën aan te nemen. En aangezien de auteurs niet in staat waren de exacte leeftijd van alle wetenschappers te meten, gebruikten zij de carrièreleeftijd van de wetenschappers.
Dit is wat ze vonden:
Het onderzoek ging verder. De auteurs analyseerden ook de combinatie van eerste en laatste auteurs.
Het resultaat geeft hoop voor oudere onderzoeken: een eerste auteur met een vroege carrière en een laatste auteur met een middencarrière was de meest innovatieve combinatie. Dit betekent dat een fris idee beter is met enige eerdere ervaring en kennis.
Ten slotte roept dit onderzoek, hoe willekeurig het ook kan zijn, relevante vragen op:
- Wat is de rol van jonge onderzoekers om de wetenschap fris en actueel te houden?
- Hoe kunnen we de kloof tussen nieuwe ideeën en bekende technieken verkleinen?
- Waarom zijn oudere onderzoekers minder geneigd om te innoveren? En hoe werkt dat door in de manier waarop we wetenschap bedrijven?
Abonneer u op onze nieuwsbrief
Exclusieve inhoud van hoge kwaliteit over effectieve visuele
communicatie in de wetenschap.